In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld omtrent de bevoegdheden van de provincies ten aanzien van de jacht. Deze vragen kwamen voort uit de verschillen in uitleg t.a.v. de tekst in de nieuwe Wet Natuurbescherming. De staatssecretaris van Economische Zake heeft bij brief van 20 mei antwoord gegeven op deze vragen. In het kort komt het antwoord neer op het volgende:
- De minister van Economische Zaken stelt landelijk regels vast t.a.v. de jacht, waaronder de aanwijzing van soorten die als ‘wild’ worden aangemerkt en de openstelling van de jacht.
- Provincies mogen aanvullende regels stellen als bijzondere weersomstandigheden daar aanleiding voor geven, maar hebben geen verdergaande bevoegdheid de uitoefening van de jacht te beperken.
- Het zijn in de eerste plaats de jachthouders die verantwoordelijk zijn voor het bepalen en handhaven van een redelijke wildstand in hun jachtveld, en voor het voorkomen van schade door het in hun jachtveld aanwezige wild. Zij nemen bij het bepalen van een redelijke wildstand het provinciale faunabeheerplan in acht.
- Jachthouders ondersteunen de FBE bij het opstellen van het faunabeheerplan, en leveren daartoe hun afschotgegevens aan de FBE.
De integrale tekst van de kamerbrief vindt u hier:
kamerbrief-over-onduidelijkheden-over-bevoegdheden-van-provincies-ten-aanzien-van-de-jacht